In de keuken van het kasteel maakte de kok een lekker kippetje klaar, en ik mocht meehelpen als knecht. Ik mocht de groenten snijden, de vieze kaviaar over de datum weggooien en de schone kaviaar in een apart bakje doen. “Voor degene die het wil, zullen we maar zeggen.” zei de kok, “Meneer Zonneberg, op welke stand staat de oven?” “Op 200 graden.” zei ik, “Maar noem mij maar Jan-Willem van Dijk.” Er waren ook nog appels die gesneden konden worden en die konden ook naast de al gesneden tomaten in de salade liggen. “Maar hoe staat het met de anderen? Hebben die nog geen trek?” vroeg ik. “Dat weten we pas als zij ons eten ruiken.” zei de kok. De kok heette Barend Barendzoon Willemsen. Hij had wel verstand van internationale kookkunsten rond de wereld, en sprak met een Amsterdams accent. Ondertussen mocht ook Floris samen met Meryll, Sachi en Zyler Mario Karten. Alleen Kian en Minato deden niet mee, want die wilden zich liever klaarmaken voor een volgend gevecht. Ze rustten zich uit en bewaakten het kasteel. Een bokser en een ninja stonden buiten om indringers uit het kasteel te verjagen. Gerard was ook uitgenodigd om een hapje mee te eten. Hij hield ook van kip met kaviaar, maar volgens mij weten jullie het al. Na 15 minuten was het kippetje gaar en mochten de salade en de gebakken groenten om het kippetje heen gelegd worden.