Hoofdstuk 10: Het spooktorendeel?

Lodewijk en zijn vrienden en familie stapten in de raket om naar Bowser’s kasteel te gaan. Ze landden bij de lavaslotgracht van het kasteel. “Welkom in mijn grondgebied, Lodewijk, Fleur, Floris en vrienden. Jullie zijn vlakbij mijn kasteel aangekomen.” hoorden ze plotseling. Het was de stem van Bowser, die uit de luidsprekers kwam. “Bowser?!” riep Lodewijk verbaasd. “Ja, ik ben het.” zei Bowser, “En ik weet dat je alle groene sterren allang verzameld hebt. Spring in de buis waar drie spoken vlakbij vliegen.” “Lodewijk en zijn vrienden en familie sprongen in de buis. “Waar ben ik?” vroeg Lodewijk, “Het is hier zo griezelig…” “Je bent in de buurt van een spooktoren.” zei Luigi, “Zouden jullie mij willen helpen om de spoken te verslaan? Het schijnt dat ze oude bekenden van je imiteren om je voor de gek te houden. Ik ken hun trucjes wel…” “Oké, ik zal je helpen, en we doen het met zijn allen!” zei Lodewijk. De koning van de Efteling ging samen met zijn vrienden en familie de spoken verslaan. Hij hoorde: “Knibbel knabbel knuisje, wie knabbelt er aan mijn huisje?” “De heks uit Hans en Grietje?” dacht Lodewijk, “Oh…” Achter Lodewijk stond een spookje dat de heks imiteerde.

Hoort bij Nintendo

Hoort bij Nintendo

“Oh, jij bent het maar.” zei Lodewijk terwijl het spookje verdween. “Kijk niet zo naar me!” zei het spookje, “Doe liever wat tegen me!” “Nee, ik doe het niet. Jij bent goed.” zei Lodewijk. “Dank je! Dat heeft nog nooit iemand tegen mij gezegd!” riep het spookje van vreugde. “Ik zou graag de spokenjacht willen staken,” zei Lodewijk, “want Gerard is een goed vijand van mij en Jan-Willem, dus zullen wij het maar doen?” “Ja, graag.” zei het spookje. “MENSEN, STOP MAAR MET JAGEN! IK HEB VRIENDEN GEMAAKT MET EEN SPOOKJE!” riep Lodewijk met een harde stem in de toren. “Nu al? We zijn pas begonnen!” riep Floris. “Geen zorgen Floris,” zei Fleur, “Daar maken wij ons later wel zorgen over.” “Niet nodig,” zei Lodewijk, “Gerard is goed.” De spoken gaven toen allemaal blauwe munten aan Lodewijk. Die had hij nodig voor de schat.

Naar hoofdstuk 11: Lodewijk kan vliegen!