Hoofdstuk 3: Weer twee nieuwe bondgenoten erbij!

Hoofdstuk 3: Weer nieuwe bondgenoten erbij!

“Goed zo!” riep Jara trots. Zij ging verder: “Ik was het zat om steeds maar een armkanon in mijn rechterarm te dragen, dus ik deed mijn armkanon en mijn rugzak af. Dan bestelde ik een laserzwaard en een rood pantser, want rood is de kleur van de liefde, toch?” “Dat klopt,” zei Akira. “Weet je wat?” vroeg Jara, “Laat mij maar met jullie meegaan.” “Dat is goed, hoor!” zei Sachi.

Nu hebben Akira, Sachi en Sanem er een nieuwe bondgenoot bij. Zo gingen ze verder op reis. Ze wandelden het bos in. Het was zo donker dat ze bijna niks konden zien, dus Akira deed zijn zaklamp aan.

Sachi fluisterde: “Stil. Ik zie wat. Het lijkt wel een beer…” Inderdaad, daar liep een bruine beer. Maar… Was het wel een echte beer? Sanem klom in de boom om te zien wat de anderen aan het doen waren. Jara, Sachi en Akira kwamen dichterbij en wat zagen ze? Het was eigenlijk een klein meisje in een berenpak met een honingpot vol met ammunitie.

Akira deed zijn zaklamp wat zachter en vroeg aan het meisje: “Hallo, wie ben jij?” “Ik ben Meryll van Helsing. En jij?” zei het meisje. “Mijn naam is Akira Hashimoto.” zei Akira. “Mijn naam is Sachi Watanabe. En dit vrouwtje in de boom is Sanem Aksoi.” zei Sachi. “En ik ben Jara Roodroos. Aangenaam.” zei Jara. Sachi vroeg: “Waarom heb jij je verkleed als beer?”

“Nou, dat zit zo,” vertelde Meryll, “ik was vroeger doodsbang voor beren geweest. Ik dacht dat ik er echt twee zag en dat ze mij wilden opeten. Gelukkig belde ik de politie om te zeggen dat ik twee beren zag, maar de politie zei dat het eigenlijk standbeelden waren van beren. Of zou ik zeggen: ‘standberen’? Toen kwam ik daarna een stukje dichterbij en ja hoor, het waren ‘standberen’! Tot slot ging ik naar de kledingwinkel en kocht een schattig berenpakje exclusief een honingpot, want dat kon ik gebruiken als armkanon. Maar ja, niet iedereen houdt van honing. Misschien omdat het plakt aan je vingers. Toch heb ik het nooit gegeten. Gelukkig is in mijn berenpak mijn ware gezicht nog te zien, want anders kon ik niks eten en konden jullie mij ook niet verstaan. Toch ben ik buiten dat niet te onderscheiden van een echte beer, want de beren zien mij als één van hen.” “Dat is een lang verhaal.” zei Jara.

“Wil jij met ons meegaan?” vroeg Sachi. “Dat zou ik zeker graag willen!” zei Meryll. Ook zij sloot zich aan bij Akira, Sachi, Sanem en Jara. Ze liepen verder door het grote bos.

“Akira, weet jij dat ik tegen het bomen omzagen ben?” vroeg Meryll. “Nee, dat wist ik niet.” zei Akira. Meryll ging verder: “Ik bedoel: af en toe mag het, maar er moeten niet te veel bomen omgezaagd worden. Anders kunnen de dieren in het bos, inclusief de beren en de bijen niet meer leven.” “Dank je wel dat je het uitgelegd hebt.” zei Akira. Sanem was ondertussen uit de boom gegleden en liep met de anderen mee. Zij was niet bang, hoor. Dapper als iedereen was liep iedereen door het donkere bos.

“Wat is dat?” vroeg Akira toen hij een klein geluidje hoorde. “Ssssst…” zei Meryll, “Stop. Zachtjes.” De vijf strijders luisterden voorzichtig naar het geritsel. “Doe je lamp uit.” fluisterde Meryll, “Anders ziet hij ons en loopt hij weg.” Akira deed zijn zaklamp uit. Het geritsel kwam dichterbij. De vijf strijders zagen toen twee grote ogen hun kant op kijken. Die ogen hadden grote pupillen. Zij hoorden ook nog “oehoe! Oehoe!” “Dat is een bosuil.” zei Akira. “Dat klopt,” zei Meryll, “en deze uil is toevallig op jacht naar muizen om op te eten. In dit gebied zullen veel muizen zitten, dus het is maar goed dat er uilen zijn. Ik ben namelijk doodsbang voor muizen…” “Tja,” zei Jara, “Dat is normaal voor een vrouw. Maar ik ben nergens bang voor!” Ze zagen de uil vliegen door het bos. Gelukkig kon de uil net wat zien door het zonlicht dat een klein beetje tussen sommige bomen kwam. De uil zag de muis, daalde voorzichtig naar beneden en at de muis op. Toen liepen de helden verder door het bos.

“Je moet de dieren niet bedreigen,” zei Meryll, “maar de mensen die de dieren bedreigen. Eigenlijk zouden wij gestraft moeten worden, want wij eten kippen, varkens, koeien, herten, konijnen, kalkoenen en andere dieren. Maar toch zal het geen goed idee zijn. Wij jagen niet op dieren.” “Jij praat heel erg veel, maar toch ben jij een schat.” zei Akira. Als jullie willen weten hoe het verder gaat, lees dan het volgende deel.

Nu hebben Akira, Sachi en Sanem er een nieuwe bondgenoot bij. Zo gingen ze verder op reis. Ze wandelden het bos in. Het was zo donker dat ze bijna niks konden zien, dus Akira deed zijn zaklamp aan. Sachi fluisterde: “Stil. Ik zie wat. Het lijkt wel een beer…” Inderdaad, daar liep een bruine beer. Maar… Was het wel een echte beer? Sanem klom in de boom om te zien wat de anderen aan het doen waren. Jara, Sachi en Akira kwamen dichterbij en wat zagen ze? Het was eigenlijk een klein meisje in een berenpak met een honingpot vol met ammunitie. Akira deed zijn zaklamp wat zachter en vroeg aan het meisje: “Hallo, wie ben jij?” “Ik ben Meryll van Helsing. En jij?” zei het meisje. “Mijn naam is Akira Hashimoto.” zei Akira. “Mijn naam is Sachi Watanabe. En dit vrouwtje in de boom is Sanem Aksoi.” zei Sachi. “En ik ben Jara Roodroos. Aangenaam.” zei Jara. Sachi vroeg: “Waarom heb jij je verkleed als beer?” “Nou, dat zit zo,” vertelde Meryll, “ik was vroeger doodsbang voor beren geweest. Ik dacht dat ik er echt twee zag en dat ze mij wilden opeten. Gelukkig belde ik de politie om te zeggen dat ik twee beren zag, maar de politie zei dat het eigenlijk standbeelden waren van beren. Of zou ik zeggen: ‘standberen’? Toen kwam ik daarna een stukje dichterbij en ja hoor, het waren ‘standberen’! Tot slot ging ik naar de kledingwinkel en kocht een schattig berenpakje exclusief een honingpot, want dat kon ik gebruiken als armkanon. Maar ja, niet iedereen houdt van honing. Misschien omdat het plakt aan je vingers. Toch heb ik het nooit gegeten. Gelukkig is in mijn berenpak mijn ware gezicht nog te zien, want anders kon ik niks eten en konden jullie mij ook niet verstaan. Toch ben ik buiten dat niet te onderscheiden van een echte beer, want de beren zien mij als één van hen.” “Dat is een lang verhaal.” zei Jara. “Wil jij met ons meegaan?” vroeg Sachi. “Dat zou ik zeker graag willen!” zei Meryll. Ook zij sloot zich aan bij Akira, Sachi, Sanem en Jara. Ze liepen verder door het grote bos. “Akira, weet jij dat ik tegen het bomen omzagen ben?” vroeg Meryll. “Nee, dat wist ik niet.” zei Akira. Meryll ging verder: “Ik bedoel: af en toe mag het, maar er moeten niet te veel bomen omgezaagd worden. Anders kunnen de dieren in het bos, inclusief de beren en de bijen niet meer leven.” “Dank je wel dat je het uitgelegd hebt.” zei Akira. Sanem was ondertussen uit de boom gegleden en liep met de anderen mee. Zij was niet bang, hoor. Dapper als iedereen was liep iedereen door het donkere bos. “Wat is dat?” vroeg Akira toen hij een klein geluidje hoorde. “Ssssst…” zei Meryll, “Stop. Zachtjes.” De vijf strijders luisterden voorzichtig naar het geritsel. “Doe je lamp uit.” fluisterde Meryll, “Anders ziet hij ons en loopt hij weg.” Akira deed zijn zaklamp uit. Het geritsel kwam dichterbij. De vijf strijders zagen toen twee grote ogen hun kant op kijken. Die ogen hadden grote pupillen. Zij hoorden ook nog “oehoe! Oehoe!” “Dat is een bosuil.” zei Akira. “Dat klopt,” zei Meryll, “en deze uil is toevallig op jacht naar muizen om op te eten. In dit gebied zullen veel muizen zitten, dus het is maar goed dat er uilen zijn. Ik ben namelijk doodsbang voor muizen…” “Tja,” zei Jara, “Dat is normaal voor een vrouw. Maar ik ben nergens bang voor!” Ze zagen de uil vliegen door het bos. Gelukkig kon de uil net wat zien door het zonlicht dat een klein beetje tussen sommige bomen kwam. De uil zag de muis, daalde voorzichtig naar beneden en at de muis op. Toen liepen de helden verder door het bos. “Je moet de dieren niet bedreigen,” zei Meryll, “maar de mensen die de dieren bedreigen. Eigenlijk zouden wij gestraft moeten worden, want wij eten kippen, varkens, koeien, herten, konijnen, kalkoenen en andere dieren. Maar toch zal het geen goed idee zijn. Wij jagen niet op dieren.” “Jij praat heel erg veel, maar toch ben jij een schat.” zei Akira. Als jullie willen weten hoe het verder gaat, lees dan het volgende deel.

Naar pagina 4: Op stroperjacht!